Schakel de stroom uit.

Bepaal waar je de inbouwspots wil monteren. Je kan dat direct op het plafond aanduiden of op het plan.

Opgelet: hoewel de spaarlampspots aan populariteit winnen (ze verbruiken vijf keer minder en produceren veel minder warmte) kunnen de meeste op de markt zijnde inbouwspots nog altijd erg warm worden. Daarom moet er tussen de achterkant van de spot en het plafond minstens 10 à 15 cm vrije ruimte zijn, zodat de spots hun warmte kunnen kwijtraken.

Hou er ook rekening mee dat de inbouwspots minstens 30 cm uit elkaar moeten worden geplaatst. Hoe groot de onderlinge afstand precies moet zijn, hangt af van het vermogen van de spots. Je kan dat terugvinden op de verpakking of in de gebruiksaanwijzing.




De plaats waar de spot zal komen uittekenen op het plafond (uiteraard kan je ook inbouwspots in de muur plaatsen).

Voor de grootte van het gat waarin straks de inbouwspot wordt verwerkt, kan je de mal overnemen die je op de verpakking of de gebruiksaanwijzing van de spot vindt.

Als een mal ontbreekt, meet je de diameter van de spot (of de lengte en de breedte als het om een rechthoekig type gaat) en teken je met behulp van een passer de omtrek op een stuk karton. Knip het rondje uit en teken dit over op het plafond.


Het gat maken.

Het plafond kan bestaan uit een plaat van gewapend beton, uit holle betonwelfsels, uit ’potten’ van gebakken aarde, uit hout…

Afhankelijk van het materiaal maak je met het geschikte gereedschap een gat, dwars door het plafond (de spot moet immers langs de bovenkant aan de elektriciteit kunnen aangesloten worden).

Zelfs in een gewapende betonplaat kan je als doe-het-zelver een opening maken (met een diamantzaag - die kan je huren - die je met water koelt) maar misschien laat je dat toch maar beter aan een vakman over. Je kan natuurlijk ook opteren voor een verlaagd plafond.



Door holle welfsels of potten is het makkelijker boren, maar moet je er wel op letten dat de opening niet groter is dan 25% van de welfselbreedte. Bij de minste twijfel contacteer je best een architect, een ingenieur of een aannemer.

Het makkelijkst om een opening te maken is natuurlijk een verlaagd plafond. Dat bestaat meestal uit een licht materiaal zoals gipskarton of een houtplaat. Met een grote gatenboor of een decoupeerzaag kan je daar vlot de nodige openingen in maken.




Verwijder de isolatie uit de onmiddellijke omgeving van de spot (naargelang het materiaal 20 tot 50 cm).

Verleng de elektrische bedrading tot boven de opening.

De spot aansluiten aan de elektrische bedrading.

Verbind de spot nu met een kroonsteen (een suikertje) aan de elektrische bedrading. Zo kan je straks de spots bedienen met de schakelaar van dit lichtpunt.

Bij halogeen inbouwspots op 12 V wordt altijd een transformator gebruikt. Deze zet de stroomsterkte van 230 volt netspanning om naar 12 volt laagspanning. Je hebt heel wat mogelijkheden: transformators ingebouwd in de zekeringkast, ergens in een vals plafond of bergruimte nabij de spots,… Elk type transformator kan een beperkt aantal spots aan, die keuze kan je best maken in overleg met je installateur.

Indien de transformator vlakbij de spot hoort, moet je die door het gat steken, aansluiten op de spot en verbinden met de elektrische bedrading. Maar de transformator moet wel altijd bereikbaar blijven, al was het maar om eventueel een zekering te vervangen. Deze mogelijkheid valt dus alleen maar te overwegen bij een makkelijk te openen verlaagd plafond.

Bevestig de spot.

Hoe je de inbouwspot in het gat moet plaatsen, verschilt per exemplaar. Raadpleeg daarvoor de gebruiksaanwijzing. Meestal gaat het om veerklemmen die je naar binnen moet houden bij het plaatsen van de spot en die automatisch openklikken tot tegen de wand van de opening zodra je loslaat.

Controleer of de spot goed vast zit, en niet wordt bedekt door isolatiemateriaal of andere materialen die boven het plafond zijn achtergebleven. Nog eens: inbouwspots kunnen erg warm worden. Als ze hun warmte niet kwijt kunnen, kan er kortsluiting of zelfs brand ontstaan.

Plaats de lamp in de spot.

Tegenwoordig gaat het meestal nog om halogeenlampjes - hoewel de spaarlampspots zoals gezegd oprukken - met twee contactpinnen. Die steek je in de daartoe voorziene openingen, even draaien, de knelringen langs weerszijden voor de lamp klikken en klaar is kees.

Opgelet: raak de lampen niet aan met je blote handen, gebruik een doekje.

Schakel de stroom weer aan.

Wat heb je nodig?

potlood en passer

vouwmeter

cutter, gatenboor, decoupeerzaag, eventueel diamantboor

kleine schroevendraaier

draadstriptang

proper doekje